REINIER NOOMS
Vermaard marineschilder

Met het verschijnen van een serie topografische en maritieme etsen legt Reinier Nooms in 1650 de basis voor een omvangrijk grafisch oeuvre dat in minder dan vijf- tien jaar zou uitgroeien tot 177 bladen. De in Parijs uitgebrachte prenten zijn, zoals de titel benadrukt, ‘faits apres le naturel’. Dit streven naar een getrouwe weergave van de werkelijkheid overheerst in het hele oeuvre, dat verder bestaat uit Amsterdamse havengezichten, levantgezichten, zeeslagen en vele tekeningen. Nog altijd vormt het etswerk van Nooms één van de belangrijkste bronnen voor onze kennis van zeven- tiende-eeuwse scheepstypen.

Niets is bekend over Nooms’ afkomst en jonge jaren, toch is men er altijd vanuit gegaan dat de man die zijn werk met ‘Zeeman’ signeerde zich dit recht toemat omwille van een eerdere loop- baan op zee. De schilder vestigt zich in 1652 te Amsterdam, waar hij in het navolgende jaar de zuster van prentmaker Michiel Mosijn trouwt. Zij nemen hun intrek in de woning van stil- leven- en interieurschilder Nicolaes Outhuys, gelegen aan de Handboogstraat tussen Spui en Heiligeweg.

Uit het huwelijk worden twee dochters geboren, achtereenvolgens Neeltjen en Lisbet. Toch lijkt Zeeman het niet zo nauw genomen te hebben met de beginselen van huwelijkse trouw, blijkens een beklag van Maria Jansdr. Mosijn dat uit de mond van getuigen is opgetekend. Zij verklaart ten nadele van haar huisbaas ‘dat de voorsz. Claes Outhuysen oorsaeck was dat haren man Reynier Seeman [...] een eerloos en onbe- hoorlyck leven leyde, want dat haer man door gemelte Outhuysen dicmaels in hoerhuijsen ge- bracht wiert, comende dan veeltijts metten voorsz. Outhuijsen des nachts ten twee a drie uyren en later thuijs, [...] verclaerde oock dat sy gesien heeft dat Outhuijsen, Ryckert van der Cley, Reynier Zeeman en Dirck Outhuysen in een infaem hoer- huijs saten, namelijck tot d’ Weduwe Spillebouts, synde een oude vrou met 2 dochters, wonende op de hoeck van de heysteegh op d’achter burghwal, want dat sy Maria Seeman stont op de straet en door een venster sach. Maria Seemans verclaert, dat sy nooit een slagh van haer man had gecregen dan tsedert hy metten voorsz. Outhuysen heeft ver- keert en gewoont, clagende grotelycx, dat haer man soo door d’ voorsz. Claes Outhuijsen wiert bedor- ven.’